- Informatie
- AI Chat
Was dit document nuttig?
13 tips klare taal mondeling
Vak: Word 2
7 Documenten
Studenten deelden 7 documenten in dit vak
Universiteit: Karel de Grote Hogeschool
Was dit document nuttig?
13 tips voor klare taal in gesprekken
1. Hou rekening met de taal- en voorkennis van je publiek
Iedereen heeft een andere taal- en voorkennis. Schat het taalniveau en de achtergrond van de
anderstalige in. Dit kan door bij een eerste gesprek een paar eenvoudige open vragen te stellen.
2. Geef geen overtollige informatie
Anderstaligen worden soms overstelpt met veel informatie. Beperk je tot de essentie.
Ik ben hier vandaag in de doe- en praatgroep in het kader van mijn opleiding sociaal-cultureel
werk waarvoor ik een aantal uren stage moet doen. De bedoeling is dat ik van elke bijeenkomst
een verslag maak van de activiteiten die we hier samen zullen doen.
Ik ben [naam] en ik ben student. Ik kom elke week naar de doe- en praatgroep. In de doe- en
praatgroep zullen we samen activiteiten doen.
3. Spreek duidelijk en niet te snel, maar blijf natuurlijk spreken
Bij veel tips geldt het principe: doe niet moeilijk als het ook gemakkelijk kan. Let er wel op dat je niet
in kleutertaal vervalt of neerbuigend overkomt. Spreek bijvoorbeeld niet de hele tijd in
verkleinwoorden tegen de anderstaligen.
4. Hou oogcontact
5. Hou je uitleg kort, wissel af met vragen, instructies…
Spreek in korte zinnen. Als je veel informatie moet geven, deel je die best op in kortere stukken. Je
kan een stukje uitleg ook afwisselen met pauzes waar minder taal aan bod komt.
6. Gerichte vragen stellen, begrip controleren
Vaak zeggen anderstaligen dat ze je hebben begrepen, terwijl dat niet altijd zo is. Misschien durft de
anderstalige dit niet tegen jou te zeggen. Of is het in zijn of haar cultuur ongepast om te tonen dat je
iets niet begrijpt: het kan kritiek zijn op de ander die het misschien niet goed heeft uitgelegd. Stel
daarom controlevragen. Begrijpt de anderstalige het daarna nog niet? Herhaal dan je uitleg.
Morgen gaan we naar het theater. Kom om 14u naar het centraal station. Vergeet je A-kaart niet.
Oké?
Morgen gaan we naar het theater. Kom om 14u naar het centraal station. Vergeet je A-kaart niet.
Weet je wat je moet doen? Waar moet je zijn? Om hoe laat? Wat neem je mee?
7. Herhaal voldoende
Soms moet je informatie geven die complex is. Herhaal daarom voldoende en leg nadruk op de
informatie die belangrijk is.
1